Aardappels, turf en cultuur
De vader van Antje Mulder-Geitz vervoerde aardappels per boot, Antje fietste langs de kant mee om de bruggen open te draaien. “Deze scheepstoeter is voor altijd verbonden aan mijn jeugd. Als ik aan die tijd terugdenk, dan denk ik aan het veen, aan het schip, maar ook aan cultuur.”
“Voordat we naar Holdert gingen, woonden mijn man Geert en ik in multifunctioneel centrum De Deele in Emmer-Compascuum. Mijn man had Parkinson, hij had veel hulp nodig en moest naar een verpleeghuis. Dat werd Holdert. Ik was zelf ook vaak ziek, maar vanaf die tijd ben ik nooit meer ziek geweest. De zorg voor mijn man was gewoon te zwaar, ik had niet door dat het zo’n grote belasting voor mij was. Mijn man is overleden, maar ik zou niet weer terug willen naar De Deele. Er zijn hier veel meer activiteiten en ik krijg ’s nachts hulp als het nodig is. Ze komen hier geregeld binnen om te kijken hoe het gaat. Dat is toch hartstikke mooi? Ik ben hier heel tevreden.
Bruggengeld
Deze scheepstoeter was van mijn vader. Mijn ouders werkten in het veen in Emmer-Compascuum. Dat is seizoenswerk, na het veenseizoen gingen ze aardappels rooien, die ze vervolgens per schip naar Avebe in Stadskanaal brachten. Mijn vader had een motorbootje, het ´opduveltje´, waarmee hij een gehuurd binnenschip aandreef. Dat was een 60-tonner, een middenmaat. Onderweg moesten de bruggen afgedraaid worden, zodat het schip erlangs kon. Dat afdraaien deden we zelf. Ik was een jaar of 17, ging al niet meer naar school. Mijn vader stond op de boot, ik fietste op de wal over het jaagpad of over de straat. De brug zat soms zó vast, dat vader het schip aan de kant moest leggen om mee te helpen. Er waren ook een paar grote klapbruggen op de route, die hadden een brugwachter, daar had ik geen werk van. Dan blies mijn vader op zijn scheepstoeter, zodat de brugwachter wist dat we er aan kwamen en hij de brug open kon doen. Als we erlangs voeren, hing de brugwachter een kinderklompje aan een hengel, daar deed mijn vader dan een dubbeltje bruggengeld in. Dat was een hoop geld in die tijd!
Na aardappels besloot mijn vader turf te gaan vervoeren, dat deden er wel meer in die tijd. Maar tijdens de allereerste turfreis in oktober zakte hij in elkaar. Het bleek dat hij een hersentumor had. Hij werd geopereerd en bleef drie maanden in het ziekenhuis. Toen hij thuis kwam, was hij een andere man. Het was heel naar om mee te maken. Hij was een wrak, kon niet lopen, niet praten. In april het jaar daarna is hij overleden. Het was een opluchting, ook voor hemzelf. Hij is 49 jaar geworden. Mijn moeder verkocht de motorboot. Het schip is leeggehaald, ik weet niet waar alles heen gegaan is. De scheepstoeter kreeg ik uiteindelijk terug van een oom. ‘Die komt jou toe’, zei hij.”
Lougen
Mijn moeder was niet makkelijk, ze kon niet zo goed communiceren. Dat had vast te maken met haar moeilijke jeugd. Er werd veel alcohol gedronken in het veen en haar vader was altijd dronken. Ook daarom waren mijn ouders geheelonthouders. Moeder is heel goed opgevangen door mijn vader. Maar ze was ook wel lief, hoor. Ze is uiteindelijk 93 geworden. Zij was fysiek heel goed, maar geestelijk niet.
Toen Emmer-Compascuum 125 jaar bestond, in 2004, lagen er ook turfschepen in het water. Daar wilde ik nog met mijn moeder naar toe, zij woonde toen in een woonzorgcentrum. Ze was heel goed in lougen. Dan maakte je met turven een vierkant of rechthoekig kader op het schip, waar je dan de rest van de turf in stortte. Ik had haar heel graag die schepen willen laten zien, maar ik kreeg haar niet mee. Dat vind ik nog steeds jammer.
Mijn vader was een heel rustige, lieve man. Hij was erg vooruitstrevend, lid van de Algemene Geheelonthouders Bond en van de vrijdenkersbeweging. Hij wilde dat zijn dochters naar het voortgezet onderwijs zouden gaan. Maar het was armoe troef en ik zag het zelf niet zitten. Nu vind ik dat wel jammer. Van mijn 14e tot mijn 18e werkte ik bij Hazemeijer in Emmer-Compascuum, een fabriek waar onder meer schakelkasten en stopcontacten gemaakt werden. Later heb ik wel allemaal cursussen gedaan, hoewel dat niet altijd makkelijk was met alleen maar de basisschool. Maar ik ben altijd zelfstandig geweest.
Goed in cijfers
In 1953 zijn we getrouwd. Ik kende Geert omdat hij bij ons langskwam met de melkzaak van zijn vader. Hij had een oogje op mij, maar ik niet op hem. Op een bazaar won hij een keer een taart. Ik kreeg een stuk en toen was het toch raak. Toen mijn schoonvader overleed, namen wij de melkzaak over. Daarna hadden we een kruidenierszaak, een supermarkt en een kledingzaak. Ik weet nog dat ik in één jaar tijd mijn rijbewijs, middenstandsdiploma en het vakdiploma Kruidenier haalde. En ik had een kind! Gelukkig was ik altijd goed in cijfers.
Vroeger moest je alle producten nog zelf inpakken. Het was dus belangrijk om – bijvoorbeeld – te weten wat voor soort thee het was. Ik deed het product in de verpakking en hield het dan op de kop om te testen of er niets uitliep. Dat gebeurde gewoon thuis, alles stond op tafel. Als er dan visite kwam, moest ik de hele boel weer opruimen. Ik herinner me nog een examenvraag: Hoeveel zalm kan er in een blikje? Ik zei ‘acht’. Ik bedoelde sardientjes, maar dat was niet het goede antwoord, haha! Maar ik ben wel geslaagd, hoor. Toen we begonnen met de supermarkt waren de producten gelukkig allemaal al voorverpakt.
Kinderdusters
Op het moment dat er nóg een supermarkt in het dorp zou komen, zijn wij gestopt met die van ons. Dat zagen we niet zitten. Daarna hebben we nog een paar jaar een kledingzaak gehad. Dat vond ik moeilijk. In de supermarkt heb je de hele dag door klanten, dat was nu niet zo. Inkopen deed ik op gevoel, ik ging af op mijn eigen smaak. Dat ging wel eens mis. Als iemand vroeg of we kinderdusters hadden, dan kochten we die in, om er vervolgens mee te blijven zitten. Het was hard werken. Op mijn 57ste ben ik afgekeurd vanwege reuma, toen zijn we gestopt met de zaak.
Ik mis mijn man nog elke dag. Als ik mijn ogen dicht doe, dan zit hij daar op de bank. Als ik in bed lig, voel ik dat hij naast me ligt. Iedereen is overleden, ik kan nergens meer op terugvallen. Daarom vind ik het ook zo belangrijk om verhalen te bewaren. Maar goed, ik ben nog behoorlijk zelfstandig en dat wil ik zo lang mogelijk blijven ook. Ik puzzel graag, ook op de tablet. Die gebruik ik ook voor internetbankieren. Ach, dat had ik vroeger moeten hebben, toen we de winkel hadden! Mijn kleinkinderen noemen me een moderne oma, haha!
Tolstoi
Deze scheepstoeter is voor altijd verbonden aan mijn jeugd. Als ik aan die tijd terugdenk, dan denk ik aan het veen, aan het schip, maar ook aan cultuur. Er was altijd cultuur om me heen en daar heb ik veel aan gehad. We deden aan toneel en muziek en er werden lezingen gehouden. Ik heb nog op mandoline les gezeten toen ik een jaar of vijftien was, we kregen les van Joop de Blauw. Bij ons in de boekenkast stonden boeken van dichters en van grote schrijvers als Tolstoi en anderen. Oorlog en Vrede vond ik prachtig. Ik houd nog steeds van lezen. Mijn vader had alleen lagere school, maar hij heeft zichzelf ontwikkeld. Ik herinner me de anarchistische Pinksterbijeenkomsten in Appelscha. Daar sprak hij zo maar een uur lang voor publiek! Ik ben er trots op dat ik zijn dochter ben.”