“Toen de kust veilig was, ging ik naar de haringkar om een zoute haring zonder uitjes te kopen.”

 

Terug

Ik geniet nog steeds!

Dinie Schuitema-Krul groeide op in Klazienaveen. Tijdens een logeerpartij bij haar zus en zwager in Den Haag leerde ze haar man kennen. Na 33 jaar Den Haag gingen ze in 1978 terug naar Emmen. Midden in de corona-tijd verhuisde ze naar Holdert. Een moeilijke periode, vindt ze.

“Ze zeggen wel eens tegen me: ‘U staat zo positief in het leven!’ Maar moet ik dan de hele dag blijven janken? Dat helpt ook niet. Hartzeer kun je niet altijd zien. Zo werkt dat gewoon. Ik ben 93. Iedereen zegt dat ik er nog zo goed uit zie en dat ik nog zo mondig ben. Maar ik woon hier natuurlijk niet voor niets. Ik kreeg eerst een beroerte en daarna drie lichte hartaanvallen. Na het ziekenhuis ging ik revalideren in de Horst. Vervolgens kreeg ik nogal ernstige evenwichtsstoornissen en had ik meer zorg nodig.

Zo kwam ik in Holdert. Ik was altijd heel zelfstandig geweest en nu kwam er een mentor met een jongen van een jaar of 18 om me te helpen bij het douchen. Nu ben ik eraan gewend, maar ik vond het moeilijk. Het is ook zo intiem, hè? Als je niet oppast, verlies je je eigen ‘ik’. Daar moet je voor waken. Maar het is hier prima, hoor. Goede verzorging, lekker eten en de medewerkers zijn altijd aanspreekbaar. Als er iets is, wil ik het zelf oplossen met de persoon waar het over gaat. Je hoeft het echt niet altijd met elkaar eens te zijn, maar één ding is belangrijk: je moet altijd de waarheid zeggen en nooit overdrijven. Houd het kort en krachtig.

Doppinda’s

Ik ben geboren en getogen in Klazienaveen. Wij woonden bij het kerkhof, achter het kanaal. Mijn vader werkte op de Norit-fabriek. We waren met negen kinderen, drie jongens en zes meiden. Tuurlijk moesten we zuinig doen, maar als de jongsten geboren worden, gaan de oudsten alweer bijna meeverdienen. Het was ook heel gezellig. In de wintervakantie speelden we in de grote schuur, touwtje springen, hinkelen. Op zondag gingen we naar zondagsschool. Mijn moeder dacht, dan ben ik dat stelletje ook even kwijt, haha! Als we terugkwamen, gingen we aan een grote tafel zitten en dan aten we doppinda’s. Dat was een traktatie! Door mijn vaders baan bij de Norit hadden we het hele jaar een vast inkomen, in tegenstelling tot de mensen die in het veen werkten. Die hadden ´s winters geen werk en dus ook geen geld. Dan kochten ze op de pof bij de winkels van Scholtens, dat moesten ze ’s zomers weer afbetalen.

Auw!

Als kinderen waren we behoorlijk vrijgevochten. Een keer waren mijn ouders weg, wat eigenlijk nooit gebeurde. Mijn oudste zus moest oppassen. Toen ze terugkwamen, was ze in tranen omdat we zo ondeugend waren geweest. Mijn moeder zei tegen mijn vader: ‘Zeg jij er wat van of ik?’ Ja, ze moest wat natuurlijk. En je houdt het niet voor mogelijk: mijn vader had een bezempje met een lange stok. Daar zouden we dan slaag mee krijgen. We stonden allemaal in de rij, mijn vriendinnetjes en de kwajongens uit de buurt ook. Als we aan de beurt waren, riepen we alvast ‘Auw!, Auw!’… en vervolgens kregen we geen klap, haha! Mijn vader was een lieve, zachtaardige man. Mijn moeder was wat strenger. Zij zei dat er gestraft moest worden, en mijn vader voerde het dan op zijn manier uit. Dat was een mooie verdeling.

Licht en lucht

Van Klazienaveen ging ik naar Den Haag. Mijn zwager werkte daar bij de politie en ik logeerde er wel eens. Zo ontmoette ik mijn man, ik denk op een verjaardag. Hij werkte bij Justitie en had mijn zwager bij het gerecht getroffen. M’n zwager uit Drenthe, mijn man uit Groningen, zo raakten ze in gesprek. Je zoekt elkaar op, zo gaat dat hè. Op een keer liepen we door het Noordeinde, een deftige winkelstraat in Den Haag. We hadden zelf geen kunstachtergrond, maar we wilden graag een mooi schilderij hebben. We dachten aan een bedrag tussen de 3000 en 4000 gulden. Toen we langs een kunsthandel kwamen, gingen we naar binnen. De medewerker, een hele leuke man, had duidelijk niks te doen. Hij nam ons mee naar boven, daar hing van alles, allemaal achter glas. Hij vertelde ons over licht en lucht en vochtigheid. Ons oog viel op een mooi, groot schilderij met boten. Wij vonden het prachtig, het was net of de zee op je af kwam. Door de weerspiegeling van het licht konden we het prijskaartje niet goed zien. Het leek een bedrag van 3500 gulden. Toen vielen we zowat ondersteboven van schrik, want het was 35.000 gulden! Hij moest erg lachen, die meneer. Hij had wel door dat wij er helemaal geen verstand van hadden. Mijn man reageerde nuchter. ‘Ach, we hebben ons een nulletje vergist!’. Uiteindelijk kochten we een ander schilderijtje, ook heel mooi. Dat hangt hier nog steeds aan de muur.

Met mijn schoonvader zijn we later nog naar het Panorama Mesdag in Den Haag geweest. Hij had vroeger gevaren en we dachten dat hij dat wel mooi zou vinden. Hij keek ernaar en zei toen tegen de surveillant: ‘Ik wil even naar die schepen toe!’ Zo echt kwam het op hem over. Hij vond het prachtig. Hij was nooit verder geweest dan zijn dorp in Groningen en was diep onder de indruk. Dat zijn toch de mooie dingen in het leven.

Vijver

In Den Haag woonden we in een flat op de tiende etage, we keken uit op het Zuiderpark. Heel mooi, maar wel bij een druk kruispunt. Toen mijn man het aan zijn hart kreeg, dacht ik: we moeten weg uit de stad. In 1978 verhuisden we naar een huis aan de Slenerbrink in Emmen, vlak bij de vijver. Als het even kon, zat mijn man ´s zomers buiten. Er liepen vaak mensen te wandelen, hij had altijd aanspraak. Hij klaagde nooit zoveel, maar ik zag dat hij steeds verder achteruit ging. Mijn man was de eerste die een nieuwe hartklep kreeg. Dat ging fout, die hartklep brak af. Andere mensen zijn daaraan overleden, bij hem liep het goed af. Hij heeft nog een aantal jaren van het huis en de tuin kunnen genieten. In 1987 is hij overleden.

Vier jaar later verhuisde ik naar de Julianaflat in Emmen. Daar heb ik ook met veel plezier gewoond. Met drie vrouwen regelden we de kaartclub. De huismeester vroeg of ik dat wilde doen, omdat ik een van de jongsten was toen ik daar kwam wonen. We hadden maar liefst 45 leden. We organiseerden van alles. Een toer door de wijk Rietlanden, toen die gebouwd werd, een uitstapje naar de Orchideeën-boerderij in de polder. Het zangkoor van Noordbarge en een cabaretgroepje uit Erica traden bij ons op. Dat was een groot succes.

Professioneel

Holdert organiseert van alles voor bewoners, maar ik doe nergens meer aan mee. Ik heb hier zelf vijftien jaar vrijwilligerswerk gedaan. Ik werkte in de huiskamers met bewoners. Ik deed van alles met de mensen. Wandelen, gym met van die buigzame stangen. Het was vaak een dolle boel! Op mijn 77ste kreeg ik aan beide heupen een slijmbeursontsteking, ik kon helemaal niet meer lopen. Het moest vanzelf over gaan, zei de dokter. Er waren geen medicijnen voor. Wat een ellende! Toen heb ik het vrijwilligerswerk direct opgezegd. Later hoorde ik dat de zuster in een vergadering had verteld dat ik niet meer kwam. Ze had erbij gezegd: ‘Ze was heel professioneel bezig met de bewoners!’ Dat was mijn grootste cadeau. Maar er waren veel goede vrijwilligers, hoor, ik was niet de enige.

Ik heb nog één zus, de rest is overleden. De jongens gingen het eerst en daarna de meisjes. En nu ben ik aan de beurt, maar ik wacht nog even, haha! Ik heb zelf geen kinderen, maar mijn neef en nicht helpen me met financiën en andere dingen. En als ik in de lappenmand zit, gaan ze met mij naar het ziekenhuis. Ze hielpen me ook toen ik vanuit De Horst naar Holdert moest. De eerste zestien weken lag ik op een kamer voor kortdurende opname, toen ging ik naar deze woning. Als je hier naar toe komt, heb je veel te veel spullen. Daar kan ik dan toch makkelijk afstand van doen. Weg ermee! Alleen het bureau is nog uit Den Haag. De familie zei tegen me: je moet doen wat makkelijk voor je is. Plaag jezelf niet met dat het mooi moet zijn. Mijn huisje is heel praktisch, zo heb ik genoeg ruimte. De vloerbedekking, de twee stoeltjes en de gordijnen nam ik over van de vorige bewoner. Daar wilde die familie geen geld voor hebben, maar ik heb ze toch een envelop met inhoud gegeven. Het scheelde mijn nicht en neef immers veel werk!

Zoute haring

Tot mijn 90ste woonde ik zelfstandig, toen kwam ik hier. Midden in de coronatijd. We moesten drie maanden binnen zitten, vreselijk. Getrouwde echtparen mochten wel naar buiten, die zag ik dan lopen op het plein. Ik dacht: ‘Potverdorie! Ik wil ook naar buiten!’ Op een middag ben ik stiekem de achterdeur uitgelopen met mijn rollator. Daar zat een rijtje medewerkers te eten. Ik schrok, maar liep gewoon door. Ze waren te verbouwereerd om iets te zeggen. Even later zag ik een medebewoonster. Ik verstopte me half onder een struik, zodat ze me niet zou zien. Terwijl ik daar zat, plukte ik een paar blaadjes van de struik. Die wreef ik fijn tussen mijn handen. Dat rook heerlijk, na al die maanden binnen

Toen de kust veilig was, ging ik naar de haringkar om een zoute haring zonder uitjes te kopen. Daar had ik vreselijk veel zin in. Geef maar gauw, zei ik tegen de visboer, anders zien ze me! Maar ik was natuurlijk toch wel gezien. ’s Avonds werd ik gebeld door de locatie-manager. Ik had al bedacht dat ik niet zou zeggen hoe onrechtvaardig ik de hele situatie vond. Want een gesprek beginnen met verwijten, dat werkt niet. En bovendien, zij had die maatregelen natuurlijk ook niet bedacht. Ze nam het gelukkig goed op en ik beloofde dat ik het niet weer zou doen.

Ik geniet nog steeds van veel dingen. Het uitzicht, een wandelingetje. En je maakt hier regelmatig wat leuks mee. We zaten een keer beneden koffie te drinken. Aan de tafel voor ons werd veel door elkaar gepraat. De mevrouw naast me kijkt me aan en zegt droogjes: ‘Ze hebben hun mond wel open gedaan, maar niet meer dicht!´ Ik moest zo lachen! Of die keer toen medebewoner dominee Postma ’s zomers aan het zingen was voor de buitendeur. Die deur ging niet meer open, het was echt heel warm. Hij zong Tulpen uit Amsterdam en iemand zei: ‘Hij zingt mooi, maar hij kan beter gaan bidden, dan gaan de deuren misschien nog open.’

Alle lof

Holdert was heel streng, maar ze hebben corona wel grotendeels buiten de deur weten te houden. En de keuken heeft ons enorm verwend in die periode. De medewerkers waren nooit vervelend, terwijl bewoners soms wel geprikkeld waren door corona, de warmte, de hele situatie. We kregen bouillon, een ijsje, er werden verzetjes georganiseerd voor zover het mogelijk was. Ze hebben het heel goed gedaan hoor, alle lof. Met elkaar hebben we ons er goed doorheen geslagen.”

Volgende